Chinese kapbedrijven profiteren van corruptie in Birma
In het grensgebied met Birma ontwijken steeds meer Chinese houtbedrijven het kapverbod in eigen land door bossen te rooien in het buurland. Ze maken daarbij dankbaar gebruik van de corruptie van Birmese legerofficieren die in het grensgebied de wapenstilstand met gewapende etnische groepen moeten handhaven. Milieuorganisaties vragen Peking werk te maken van een duurzaam bosbeleid in eigen land.
Sonny Inbaraj . 27 juli 2004
Het biologische waardevolle gebied N’Mai Hku in de Birmese provincie Kachin omvat de stroomgebieden van de rivieren Salween/Nujiang en Irriwaddy/Dulong en maakt deel uit van het Gaoligongshan-gebergte. “De kaalkap in deze bergbossen leidt tot een rampzalige opeenvolging van droogtes en overstromingen”, zo stellen Amerikaanse en Aziatische milieuorganisaties. Ze eisen dat China het kapverbod voor de regio uitbreidt tot de Birmese gebieden over de grens.
China voerde strenge maatregelen in nadat in 1998 een deel van de provincie Yunnan geteisterd werd door zware overstromingen als gevolg van ontbossing. Ruim 2000 mensen kwamen daarbij om, 2,9 miljoen huizen spoelden weg en negen miljoen hectaren akkerland werd vernield. De schade bedroeg 36 miljoen dollar.
“Birma heeft veel natuurlijke rijkdommen en wordt omringd door roofzuchtige buren”, zo stelt Jon Buckrell van de Londense ngo Global Witness. “De houtkap in de Birmese deelstaat Kachin is omvangrijk, ongereglementeerd en komt de lokale bevolking niet ten goede.” De militaire machthebbers in Rangoon halen elf procent van hun exportinkomen, 280 miljoen dollar, uit de verkoop van tropische houtsoorten.
De militaire junta in Rangoon drukt etnische opstanden sinds veertig jaar met geweld de kop in. Veel separatistische groepen hebben intussen een vorm van wapenstilstand ondertekend met het regeringsleger. Dat geld ook voor de onafhankelijkheidsorganisatie (KIO) en het onafhankelijkheidsleger (KIA) van de provincie Kachin. “Van die akkoorden is evenwel niets terug te vinden op papier”, zegt Buckrell.
Bij de lokale bevolking heerst intussen een vorm van “grondstoffenfatalisme”. Daarbij worden de bossen zonder al te veel verzet opgeofferd uit de overtuiging dat ze sowieso niet meer te redden vallen. Global Witness stelde vorig jaar in een rapport dat Birmese generaals zich hebben verrijkt met kaplicenties aan Chinese houtvesterijen. De praktijk wordt “minstens gedoogd door Rangoon en Peking”, zo weet Buckrell
De milieuorganisaties vinden dat China zijn houtbehoefte moet proberen af te dekken met een duurzame exploitatie van het eigen bosbestand. “Nu halen ze het hout bij de buren”, zegt Buckrell, “maar wat wanneer er ook aan de overkant van de grens niets meer te rapen valt ?” Global Witness pleit voor meer diplomatieke druk op Rangoon, zonder de dictatuur op die manier te legitimeren.
Sonny Inbaraj
Xml=3
Ref: ap en if
China voerde strenge maatregelen in nadat in 1998 een deel van de provincie Yunnan geteisterd werd door zware overstromingen als gevolg van ontbossing. Ruim 2000 mensen kwamen daarbij om, 2,9 miljoen huizen spoelden weg en negen miljoen hectaren akkerland werd vernield. De schade bedroeg 36 miljoen dollar.
“Birma heeft veel natuurlijke rijkdommen en wordt omringd door roofzuchtige buren”, zo stelt Jon Buckrell van de Londense ngo Global Witness. “De houtkap in de Birmese deelstaat Kachin is omvangrijk, ongereglementeerd en komt de lokale bevolking niet ten goede.” De militaire machthebbers in Rangoon halen elf procent van hun exportinkomen, 280 miljoen dollar, uit de verkoop van tropische houtsoorten.
De militaire junta in Rangoon drukt etnische opstanden sinds veertig jaar met geweld de kop in. Veel separatistische groepen hebben intussen een vorm van wapenstilstand ondertekend met het regeringsleger. Dat geld ook voor de onafhankelijkheidsorganisatie (KIO) en het onafhankelijkheidsleger (KIA) van de provincie Kachin. “Van die akkoorden is evenwel niets terug te vinden op papier”, zegt Buckrell.
Bij de lokale bevolking heerst intussen een vorm van “grondstoffenfatalisme”. Daarbij worden de bossen zonder al te veel verzet opgeofferd uit de overtuiging dat ze sowieso niet meer te redden vallen. Global Witness stelde vorig jaar in een rapport dat Birmese generaals zich hebben verrijkt met kaplicenties aan Chinese houtvesterijen. De praktijk wordt “minstens gedoogd door Rangoon en Peking”, zo weet Buckrell
De milieuorganisaties vinden dat China zijn houtbehoefte moet proberen af te dekken met een duurzame exploitatie van het eigen bosbestand. “Nu halen ze het hout bij de buren”, zegt Buckrell, “maar wat wanneer er ook aan de overkant van de grens niets meer te rapen valt ?” Global Witness pleit voor meer diplomatieke druk op Rangoon, zonder de dictatuur op die manier te legitimeren.
Sonny Inbaraj
Xml=3
Ref: ap en if
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2781 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Commentaar
-
Analyse
-
Nieuws
-
Opinie
-
Analyse
-
Wereldblog