Afval? Weg ermee!

We zitten tot over onze oren in de smurrie. Verbrandingsovens met teveel dioxine-uitstoot, Berlijns-blauwe cyanidegronden, tonnen illegaal gestorte plastic en daar bovenop de ‘historische’ vervuiling door de industrie. Vlaanderen Vervuilingsland. Het exotische Zuiden is er niet beter aan toe. Heel wat van onze rotzooi, van afval over vervuilende industrieën tot verboden pesticiden, zijn de afgelopen jaren ‘afgevloeid’ naar landen in het Zuiden en afvalbaronnen deden gouden zaken. Maar overal gaan mensen in het verweer. De wereldwijde vuilnisbak is vol. Hoe komt dat en wat kan eraan gedaan worden?
ROOD LICHT VOOR AFVAL

De situatie van de verbrandingsovens heeft de afgelopen maanden voor heel wat commotie gezorgd, toen bleek dat sommige ovens twintig tot veertig maal de toegelaten dosis dioxine in de lucht jaagden. 90% van de dioxines in de lucht, zo wijst internationaal onderzoek uit, komt van verbrandingsovens en 79% daarvan komt van de verbranding van huisvuil. Dioxines zijn bijzonder schadelijk voor de gezondheid. In de wereld van de chemicaliën worden ze beschouwd als de grootste ‘moordenaars’ omdat ze biologisch niet afbreekbaar zijn en worden opgenomen in de voedselketen. Moedermelk in België bevat het hoogste percentage dioxine ter wereld. In Europa of de VS heeft een baby na zes maanden borstvoeding de dosis dioxine binnen die beschouwd wordt als het maximum voor zijn hele leven. Wereldwijd onderzoek heeft duidelijk het verband bewezen tussen dioxines en kanker, verstoring van het voortplantingssysteem en van de hormonenhuishouding.

Toch pleit minister van Leefmilieu Kelchtermans voor het opdrijven van de verbrandingscapaciteit in Vlaanderen met 700.000 ton. Onze afvalberg blijft immers stijgen.We leerden sorteren en recycleren, maar dat belette niet dat de Vlaamse afvalberg de afgelopen twintig jaar verdubbelde. Elke Vlaming produceert gemiddeld zo’n 300 kg huisvuil per jaar. In de VS loopt dat op tot 450 kg. Afvalverbranding is één van de meest ‘efficiënte’ manieren om die afvalberg ter verkleinen. Ook zijn er de afgelopen jaren heel wat inspanningen geleverd om die verbranding nauwgezetter te controleren en properder te laten verlopen. Maar afval wegtoveren gaat niet. De tonnen die in de ovens verdwijnen, worden teruggebracht tot zowat een kwart van het oorspronkelijke volume. De restasse is echter hoogst giftig en komt terecht op een stortplaats klasse één, type Hooge Maey. Van minder schadelijk afval hebben we uiterst gevaarlijke asse gemaakt.

De ellende met de verbrandingsovens is maar één probleem op het lijstje van ons zwaar zieke leefmilieu. Vlaanderen telt maar liefst 9000 ‘zwarte punten’ waar de bodem zwaar vervuild is. 2000 daarvan wachten hoogdringend op sanering. Een voorzichtige raming van de kostprijs hiervoor beloopt zo’n slordige 400 miljard BEF, gespreid over een periode van twintig jaar. Dat bedrag staat voor de sites die nu reeds gekend zijn. De registratie van een volledig kadaster van vervuilde zones is nog volop aan de gang.

Professor Luc Hens doceert aan het departement Menselijke Ecologie van de VUB. Volgens Hens is het feit dat de milieuwetgeving in België geregionaliseerd werd verantwoordelijk voor veel kwalen. Vlaanderen heeft nu wel een vrij goede milieuwetgeving, maar we lopen fel achter tegenover Nederland , Duitsland en Skandinavië. Die laksheid had tot gevolg dat Nederlands afval bij ons gedumpt werd. De vervuiling van de Rupelstreek heeft volgens professor Hens wellicht daarmee te maken. Maar de Belgische Ziekte heeft ook op dit vlak haar trieste sporen achtergelaten. Tal van milieuovertredingen worden door het gerecht geseponeerd. ‘Het heeft veel met onze cultuur te maken’, meent professor Hens. ‘We vinden dat het allemaal zo’n kwaad niet kan. Wanneer in Vlaanderen de milieuwetgeving verstrengt, versjoemelen we ons afval naar Wallonië, en wat daar afgewezen wordt, gaat naar Noord-Frankrijk of naar het Zuiden.’ Hens pleit voor ‘chemische hygiëne’. Zoals we in de loop van deze eeuw de levensduur aanzienlijk verhoogd hebben door de strijd aan te binden tegen bacteriële besmettingen, moeten we nu werk maken van het weren van chemische stoffen uit onze omgeving, uit ons voedsel, uit onze levensstijl.

Sluipende genetische manipulatie

In het boek ‘Moorddadig milieu in Vlaanderen. Moeder waarop leven wij?’ van Peter Cremers, Bob van Laerhoven en Raf Willems staan hallucinante getuigenissen over kinderen met hersenbeschadigingen en stofwisselingsstoornissen, over de geboortes van baby’s met een open rug of een open buikwand. De ouders van deze kinderen brachten hun kinderjaren door in de Wilrijkse Neerlandwijk: onder de rookpluimen van twee verbrandingsovens, in de nabijheid van de A12 en naast de industriezone die langs deze expresweg gevestigd is. De kosten voor geneeskundige zorgen lopen in de miljoenen, op te hoesten door de ouders en door de gemeenschap. Intussen duiken gelijkaardige gevallen op aan de Amerikaans-Mexicaanse grens, langs de ‘chemische weg’ van zwaar vervuilende industrie. In de streek van Matamoros-Brownsville (Texas) waren begin de jaren negentig al vijftig gevallen gesignaleerd van baby’s die zonder hersenen ter wereld kwamen. Volgens specialisten is dit een afwijking die veroorzaakt wordt door het industriëel chemische xyleen uit het bedrijf Stefan Chemicals. De arbeiders klagen er over hoofdpijn, misselijkheid en braken. Ook in Honduras krijgen moeders die op de bananenplantages lange tijd blootgesteld werden aan het pesticide Nemagon kinderen zonder hersenen. In de VS is Nemagon al sinds 1975 uit de handel genomen, maar Standard Fruit Company vond dat het in Centraal-Amerika wel nog kon. Toen het product écht uit de handel moest, begroef het bedrijf het goedje in vaten in kuilen tot tien meter onder de grond.

Dit soort nonchalant omspringen met giftig afval heeft zéér onaangename gevolgen:

dalende vruchtbaarheid bij mannen, baarmoedervervorming bij vrouwen. Toenemende prostaat- en borstkankers. Ongeneeslijke en ongekende stofwisselingsziektes, concentratiestoornissen, ademhalingsproblemen en eczemen. Een hele reeks nieuwe verschijnselen waarvoor ook de geneeskundige spitstechnologie de gepaste remedies nog niet kent.

WITWASSEN: DE VUILE WAS WORDT NIET BUITENGEHANGEN

Naarmate het milieubewustzijn in het Noorden groeide en de eerste milieuwetgevingen op papier werden gezet, zocht meer en meer afval zijn weg naar het Zuiden. Eind de jaren tachtig werd er naar schatting dertig tot vijfenveertig miljoen ton toxisch afval vervoerd buiten de grenzen van het land waar het geproduceerd was. Afvalbaronnen deden gouden zaken. Vooral Afrika was in trek. Lawrence Summer, economist bij de Wereldbank, vond immers dat het continent onderbevolkt en ondervervuild was en dus een geschikte bestemming.Terwijl men in de VS voor het dumpen van dergelijk afval 250 dollar per ton betaalde, kon hetzelfde goedje voor 2,5 dollar gestort worden op Afrikaans grondgebied. Guinee-Bissau kreeg bijvoorbeeld een bedrag aangeboden dat het dubbele bedroeg van zijn buitenlandse schuld, als het bereid was in ruil giftig afval aan te nemen.Tegen het einde van de jaren tachtig bereikte die handel ook de Stille Zuidzee, de Caraïben en Latijns-Amerika. Sinds begin de jaren negentig groeide in al deze landen het verzet tegen de gifboten. Sindsdien zocht de trafiek zijn weg naar Azië en Oost- en Centraal-Europa.

Het verzet tegen de handel in giftig afval kreeg echt vorm in de Conventie van Basel. Deze overeenkomst bevatte geen volledig verbod op afvaltrafiek maar wel een vorm van reglementering. Voor een echt verbod was het verzet van een aantal industrielanden te groot. Voortaan werd transport van giftig afval van OESO-landen naar niet-OESO-landen alleen toegestaan wanneer het in aanmerking kwam voor verdere verwerking, lees recyclage. De Conventie werd in 1993 door België geratificeerd. Vervuiler nummer één, de VS, blijven talmen.

De Conventie van Basel wordt op allerlei manieren omzeild. De vage omschrijving van het begrip ‘recycleerbaar’ maakte dat er nauwelijks een vermindering van de trafiek merkbaar was. Hopen loodbatterijen, metaalafval en restplastic kwamen de afgelopen jaren in landen als India terecht. Australië is er een vaste leverancier en probeert voortdurend om met de Indiase regering bilaterale overeenkomsten af te sluiten om de Conventie van Basel te omzeilen. Op de aanklacht van Greenpeace over deze praktijken antwoordde de Indiase minister van Milieu en Bosbouw: ‘India is heus geen bananenrepubliek. Wij bezitten wel degelijk de nodige installaties om dit materiaal te verwerken.’ Een ambtenaar van hetzelfde ministerie gaf toe dat de regering onder druk wordt gezet door de douane en de havenautoriteiten die de schepen ontvangen. Het hele handeltje geeft natuurlijk werkgelegenheid -en wellicht ook de nodige baksjisj- aan duizenden Indiërs.

Recyclage is bovendien slechts een gedeeltelijke oplossing. Van metaalresten wordt slechts 10 à 15% gerecupereerd, bij plastic loopt dat op tot 40 à 60%. De rest verdwijnt in de Indiase bodem. Bovendien zijn de meeste recyclageprocedures in de installaties in het Zuiden verwoestend voor de gezondheid van de mensen. In de vroege jaren negentig importeerde Indonesië jaarlijks 100.000 tot 150.000 ton plastic afval van de VS en Canada. Maar zonder strenge normen, is plasticverbranding bijzonder vervuilend. In Zuid-Afrika stierven tal van arbeiders aan kwikvergiftiging, anderen raakten gehandicapt voor het leven. Zij werkten in het recyclagebedrijf van Thor Chemicals, waar kwikhoudend afval uit Europa en Noord-Amerika wordt verwerkt.

Abracadabra: witwaspraktijken

Soms gebruiken de industrielanden merkwaardige argumenten om van hun restafval af te geraken. VS-bedrijven willen bijvoorbeeld de Marshall-eilanden ervan overtuigen afval te kopen om hun eilanden op te hogen. Dat zou een prima beveiliging zijn tegen overstroming bij de stijging van het zeewater, als het menens wordt met de opwarming van het klimaat.

Een veel toegepaste recyclageprocedure is afval van de hand te doen als ‘brandstof’ voor nieuwe energie. Tal van afvalbedrijven boden aan landen als Sierra Leone, Angola en Belize verbrandingsinstallaties aan, als ze in ruil daarvoor giftig afval aannamen. Maar ook in de Lage Landen worden dergelijke praktijken niet geschuwd. Het Nederlandse bedrijf Verol Recycling Limburg bracht jarenlang Nederlands chemisch afval naar een viertal cementovens in België. Jaarlijks gaat dat om 50.000 ton gevaarlijk afval: verf- en lijmresten, afvalolie en oplosmiddelen. Volgens de Nederlandse wetgeving moet dergelijk afval in speciaal daarvoor uitgeruste verbrandingsovens verwerkt worden. De tarieven daarvoor liggen in België lager dan in Nederland en dus bespaart het bedrijf jaarlijks miljoenen gulden, terwijl de Belgische cementindustrie goedkope -maar schadelijke- brandstof toegeleverd krijgt.

Soms wordt afval witgewassen via ronduit gewetenloze praktijken. Zo werd duizend ton stof uit kopersmelterijen in de VS vermengd met een bemestingsproduct en door een Amerikaans bedrijf als meststof gesleten aan boeren in Bangladesh, die het goedje kwistig over hun akkers strooiden. We hoeven het echter zo ver niet te zoeken. Verschillende grote Limburgse boeren zijn op dezelfde manier opgelicht door het Nederlandse bedrijf Hofmans uit Nijmegen. Het bedrijf verkocht de zogenaamde ‘grondverbeteraar’ aan 25 à 50 fr. per ton. Nader onderzoek wees uit dat het goedje bestond uit huishoudelijk afval, gemengd met GFT-afval (groente- fruit- en tuinafval), afval van de champignonteelt (rijk aan chemicaliën) en ziekenhuisafval.

Eigen afval eerst

Sinds januari 1998 verbiedt de Conventie van Basel ook het transport van recyclage-afval. In principe blijven we nu dus zitten met al het afval dat we zelf produceren. Euratom lichtte een paar jaar geleden een tip op van onze recyclage-toekomst. De directie stelde voor om het radio-actieve afval te recycleren tot consumptiegoederen. Als dit plan goedgekeurd wordt, kopen we binnen kort radioactieve stiften, potloden en geschenkverpakking, bouwen we onze huizen met radioactieve blokken en rijden we met onze wagen over radioactieve wegen. ‘Een verborgen genocide’, noemt Zac Goldsmith dit in zijn editoriaal in The Ecologist.

Het Zuiden heeft, als gevolg van de groeiende globalisering, steeds meer te maken met zwaar milieubelastende industrie. Deze bedrijven kwamen af op de lage lonen én op zwakkere milieunormen. De productie van DDT bijvoorbeeld is al jaren verboden in Amerika en West-Europa, maar wordt nog steeds toegestaan in Brazilië en in China. Bij de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord tussen de VS en Mexico, wilden beide presidenten de milieuwetgeving bewust soepel houden. Mexico om bedrijven aan te trekken, de VS om met zijn vervuilende industrie te kunnen uitwijken. ‘Sinds Nafta in 1994 in werking trad, is de vervuilende industrie aan de grenslijn met twintig procent gestegen’, weet Michael McClosky van de Sierra Club, een van de belangrijkste milieubewegingen in de VS. De normgeving die Clinton wil hanteren inzake milieu is die van de WTO, de Wereldhandelsorganisatie. Voor de WTO kan er slechts met het milieu rekening gehouden worden in zoverre de handel niet in het gedrang komt. Een bedrijf kan, volgens de WTO, niet verplicht worden te betalen voor de vervuiling die het elders aanrichtte, want dat is een aanslag op de wetten van de vrije markt. Overdracht van ozonvriendelijke technologieën naar ontwikkelingslanden beschouwt de WTO dan weer als onfaire subsidies.

Terug aan afzender

Het Zuiden weigert echter nog langer als vuilbak voor het Westen te dienen. De verbrandingsassen die het Amerikaanse vrachtschip Khian Sea in 1988 op het Haïtiaanse strand van Gonaives dumpte, moeten terug naar de VS. Al jaren smeekten Haïtiaanse milieubewegingen de vierduizend ton asse, afkomstig uit de verbrandingsoven van Philadelphia, terug te nemen. Toxische stoffen als lood, cadmium, dioxines en benzeen hebben intussen de bodem in het gebied zwaar verontreinigd. Een aantal arbeiders die in 1988 betrokken waren bij het transport van de toxische materialen van Gonaives naar het nabijgelegen stadje Lapierre, zijn intussen gestorven. De stad New York lijkt Haïti eindelijk te hulp te komen. Eén van de bedrijven dat mee verantwoordelijk is voor die dumping hengelt momenteel naar een ophaalvergunning voor het Newyorkse stadsafval. Het Newyorkse stadsbestuur wil die slechts geven wanneer het bedrijf, Eastern Environmental Services, een nieuwe oplossing zoekt voor het afval uit Haïti en 100.000 dollar ter beschikking stelt voor het afgraven van het verontreinigde terrein en de verscheping van de hele handel naar de VS.

Ook België is op het matje geroepen. Libanon wil dat ons land twee containers met 57 ton plasticafval terughaalt. Het afval, afkomstig van de Intercommunale voor Huisvuilverwerking Meetjesland (IVM), bevat samengeperste blauwe plasticzakken die via Fost Plus worden verdeeld voor de inzameling van plastic, blik en drankverpakking. De blauwe zakken belandden via het bedrijf Areb uit Laarne bij de Franse trader Jano Plast, die het, via de haven van Antwerpen, in oktober ‘96 naar een recyclagebedrijf in Beiroet verscheepte. Omdat de Libanese overheid niet op de hoogte was gebracht van de vracht, weigert die nu het plastic te aanvaarden.

Intussen zitten ook de Afrikaanse landen niet stil. De Tanzaniaanse regering wil de situatie in haar land grondig aanpakken. Het experiment van de Nationale Milieuraad (NEMC), ‘Management van Chemisch Afval’, is naar verluidt het grootste initiatief ter wereld in zijn soort en werd opgezet in samenwerking met de Nederlandse regering. Een Nederlandse deskundige is terplaatse en leidde een team van twaalf specialisten op. Het project, dat voorziet in grondig onderzoek en opruiming van de vervuilde sites, stootte in de streek van Tanga al op 48 ton pesticiden die tien jaar geleden illegaal werden gestort: 40 ton DDT en 8 ton Thiodan. In 1995 werden 25 containers met 280 ton verouderde chemische producten gevonden op de eilanden Unguja en Pemba.

GROENSPOELEN: DE EXPANSIE VAN DE ECO-INDUSTRIE

Door de invoering van een ecotaks en van het principe ‘de vervuiler betaalt’ zou ons milieu nieuwe ademruimte moeten krijgen. De ecotakswetgeving is echter in de kiem gesmoord door het felle protest van de distributiesector en door de slappe houding van de huidige regeringsmeerderheid. Wanneer mogelijke winstmarges in het gedrang komen, voeren bedrijven hun weerstand op. Transnationale ondernemingen hebben sinds de milieutop in Rio de Janeiro in 1992 begrepen dat ze niet meer om de groene uitdaging heen konden. Ze hebben het ecologische discours geïntegreerd in de logica van de globaliserende economie. ‘Industriële ecologie’ heet dat voortaan: het groene verhaal herformuleren, op maat van de economische groeibehoeften. De eco-industrie is één van de snelst groeiende takken van de wereldeconomie. De tegenstelling tussen onverzadigbare groei en milieubehoud zou met deze hersenkronkel opgeheven moeten zijn.

Hoe groter de bedreiging die uitgaat van het ecologische gedachtengoed, hoe groter de inspanningen van de bedrijven om milieugroepen te verdelen. Gespecialiseerde publiciteitsbureau’s bieden niet alleen de gepaste groene advertenties aan, maar ook dito persconferenties, radioshows of videoclips. Andere ‘producten’ van deze bureau’s zijn crisismanagement bij milieu-acties en infiltratie in ‘vijandige’ bewegingen. Een sleutelelement in de strategie van de bedrijven is zelfs het oprichten van ‘synthetische’ basisbewegingen: kunstmatig in het leven geroepen en gemanipuleerde basisgroepen die de bestaande milieugroeperingen moeten verdringen. Het zijn praktijken die momenteel vooral opgeld maken in de VS. Noord-Amerikaanse bedrijven geven jaarlijks naar schatting één miljard dollar uit aan dergelijke groenspoeltechnieken.

‘Het is de politiek van de leugen’, fulmineert Raf Willems, publicist en mede-auteur van ‘Moorddadig milieu in Vlaanderen’. ‘De vrije pers is een fabel, ook bij ons. Het gelobby van de agro-industrie en de bedrijfswereld gaat verschrikkelijk ver. Twaalf jaar trok ik Vlaanderen rond, van de Westhoek tot de Maaskant om het materiaal voor het boek te verzamelen. Als je ziet hoe er gekonkelfoesd is om de ernst van de zaak te verdoezelen, kan je niet anders dan dit benoemen als één grote leugen, bedreven door de industrie, een groot deel van de media, de vakbonden en de politici.’

WIE ZIJN DE WARE ZWARTKIJKERS ?

Wouter van Dieren ontvangt me in zijn kantoor in een statig herenhuis in Amsterdam.

Als directeur van het IMSA, Instituut voor Milieu- en Systeemanalyse, werkt hij als consulent voor grote bedrijven en overheidsinstellingen in Europa en de VS. ‘Ik kom ontzettend vaak grote ondernemingen of regeringsleiders tegen die publiek verkondigen dat er niets aan de hand is, terwijl ze in kleine kring toegeven dat er wel degelijk iets moet gebeuren. Dat is bijzonder pijnlijk.’ Over de inspanningen die Nederland levert om properder te produceren, is Van Dieren opgetogen. Van 1970 tot nu reduceerde de industrie 90% van de schadelijke emissies. Op wereldvlak gezien loopt er echter heel wat fout, vindt van Dieren, die ook lid is van de Club van Rome. Bij haar eerste rapport, ‘Grenzen aan de groei’, in 1972 kreeg de Club van Rome het etiket ‘doemdenkers’ opgekleefd. ‘Doemdenkers’, vindt van Dieren, ‘zijn zij die zeggen dat we moeten doorgaan met nog meer van hetzelfde. Nog meer groei, nog meer expantiedrift, want anders gaan we ten onder. Dat is een uitermate pessimistische gijzelingstheorie. Iedereen vindt dat we moeten meedoen met de globalisering, omdat we anders verteerd en kapotgemaakt worden. Globalisering is een zwaar ideologisch, rechts reactionair concept waarbij miljoenen slachtoffers gemaakt worden. De enige bekommernis is zoveel mogelijk kapitaal concentreren in handen van een kleine groep mensen, met een netto-uitstroom naar het Noorden.’ Toch hoor je wel eens dat ook die arme landen wel zullen varen bij nog meer groei.Van Dieren gelooft het niet: ‘112 landen van de wereld bevinden zich in een toestand van uitputting, zonder enige basis om er terug bovenop te geraken. Die toestand wordt met het jaar erger. Wij hebben een verkeerd economisch systeem dat gebaseerd is op uitverkoop.’ De manier waarop ons BNP berekend wordt, geeft een volledig vertekend beeld van waar we eigenlijk aan toe zijn, vindt van Dieren. In zijn rapport ‘De natuur telt ook mee’, pleit hij daarom voor een ‘groen BNP’, waarin ook de milieukostprijs wordt verrekend. ‘Als het Vlaams parlement zegt dat de economie met 3% moet groeien, dan bedoelt men dat er méér transacties tussen mensen en bedrijven moeten gebeuren. Dat proces zegt niets over de kwaliteit van die transacties. Je kan een indrukwekkende economische groei bereiken, die voor een groot deel gebaseerd is op het verwerken van afval, het repareren van wat vernield werd en het genezen van een zieke maatschappij. Je kan enorm groeien door iedereen ziek te maken of de boel in de vernieling te jagen. Intussen denken we dat we rijker worden, terwijl we in feite armer worden. Bij het berekenen van het BNP moeten we rekening houden met de aard van de transacties, want in een gezonde economie zouden die de kwaliteit van ons leven moeten verbeteren. De dagelijkse files zijn kosten, negatieve groei die moeten we aftrekken van het totaal. Onze aarde is een kapitaalgoed. We hebben alleen recht op de rente daarvan. De neoliberale economie draait echter uit op een vernietiging van dat kapitaal. Dat is uitermate dom en hebzuchtig.’ Mijnheer van Dieren’s verhaal is niet erg hoopgevend. Al is hij zelf niet pessimistisch: ‘Er is de afgelopen dertig jaar, dank zij de inspanningen van de milieubeweging, heel wat gebeurd. Tsjernobil heeft voor een grondige ommekeer gezorgd in het denken over energievoorziening. Is het glas half vol of half leeg? Dat zullen we de komende jaren merken.’ Van Dieren neemt me na afloop mee naar buiten. Vanop de stoep voor het herenhuis kijken we uit op de achterkant van het Vondelpark. ‘Enkele jaren geleden streken hier vier groene papegaaien neer, ontsnapt uit een kooitje. Nu huist hier een kolonie van vierhonderd. Is dat geen mooi teken?’

Ook Raf Willems is voorzichtig optimistisch. Door het openbarsten van de recente afvalzweren zijn toch weer enkele blinden gaan zien. Zolang het milieuthema echter niet electoraal interessant is en zolang bedrijven geen winst zien in milieubehoud, zal het milieu het kind van de rekening blijven, vreest Willems. Maar ook de gewone consument gaat niet geheel vrijuit. Willems: ‘Wij hebben ook gekozen voor dit soort leven. Vaak weten we niet hoe het met ons leefmilieu gesteld is, omdat we het niet willen weten. Omdat onze werkgelegenheid op het spel staat of omdat we gewoon willen doorhollen.’ Volgens Willems kan er op verschillende sporen gewerkt worden om een ander klimaat te creëren. De politici moeten onder druk gezet worden, milieujournalistiek moet eerlijke kansen krijgen en een nieuwe generatie bedrijfsleiders, die voeling heeft met het groene thema, moet klaargestoomd worden. Hoe pak je zoiets concreet aan? Willems: ‘Een grootschalige consumenten-beweging, massaal ondersteund door de media, kan een cruciale rol spelen in de sensibilisering. De jaren tachtig waren die van Greenpeace: ‘Red de aarde’. De jaren negentig die van Gaia: ‘Red de dieren’. Het volgende decennium moet er een campagne komen: ‘Red de mensheid’. Het is een kwestie van levensbehoud, voor ons en voor onze kinderen.’

(kadertje)WIE SLIM IS, VOORKOMT

Iedere Vlaming produceert ongeveer 325 kilogram afval per jaar. In Dilbeek is dat volume gedaald tot 152 kilogram. Dat fraaie resultaat is te danken aan de vzw Axi, de milieudienst van de gemeente, die sinds het begin van de jaren ‘90 werk maakt van het inkrimpen van de afvalhoop. ‘Afvalvoorkoming, hergebruik, recyclage’, de inwoners van deze pajottengemeente kennen hun les. Via een grootschalige campagne bij jeugdbewegingen, scholen, gemeentelijke verenigingen en handelaars én een volgehouden sensibiliseringsbeleid slaagde de milieudienst erin om de afvalhoop van 1995 in het daarop volgende jaar met maar liefst 68% in te krimpen. Grote bezieler van het project is milieudeskundige en Axi-coördinator Luc De Rooms. ‘Al méér dan twintig jaar kaart de milieubeweging deze thematiek aan, maar de weg naar de politici en de brede bevolking is lang. Gelukkig konden wij onze gemeenteraad warm maken voor ons project van afvalvoorkoming.’ De resultaten spraken voor zich: twee jaar sensibiliseringscampagne kostte minder dan 8 miljoen, terwijl de gemeente de eerste helft van ‘96 al 20 miljoen bespaard had op de kosten voor huisvuilverwerking. Het forfaitaire belastingsbedrag is van 6000 à 7000 BF per gezin gedaald tot 1200 BF. Elke vuilzak krijgt wel een prijskaartje van 45BF. ‘Afvalverwerking wordt immers steeds duurder en die kosten moeten door de inwoners gedragen worden. Indien er niets verandert, zou het wel eens kunnen dat een Belgisch gezin tegen het jaar 2000 zo’n slordige 10.000 BF moet betalen aan huisvuilbelasting. Dilbeek heeft begrepen dat onze inspanningen uitermate renderend zijn. Uiteindelijk bepaalt de consument mee het afvalbeleid.’ Het voorbeeld van Dilbeek werkt aanstekelijk. In Gent, Merelbeke, Nazaret, Mechelen en Malle gingen soortgelijke acties van start.

V.z.w. AXI, Molenstraat 16, 1700 Dilbeek. (tel)02/582.73.68.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.