Aftellen naar 2015

De wereld van de ontwikkelingssamenwerking maakt zich dit jaar op voor de vijfde verjaardag van de Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling of Millennium Development Goals, verder afgekort als MDs. Deze MDs vormen een pakket van acht doelstellingen waarover de 189 lidstaten van de Verenigde Naties (VN) een overeenstemming bereikten tijdens de Millenniumtop van september 2000.
De acht Millenniumdoelstellingen gelden als concrete invulling van de Millenniumverklaring van de VN. Zij werden vertaald in 18 targets (streefdoelen of streefcijfers) en 48 indicatoren (1). In het onderstaande kader zetten we alvast de acht doelstellingen op een rijtje. Voor een overzicht van de volledige lijst van doelstellingen met streefcijfers en indicatoren verwijzen we naar de laatste bijdrage in dit cahier.

De Millenniumdoelstellingen voor Ontwikkeling (MDs)

MD 1: Extreme armoede en honger uitbannen
MD 2: Universeel basisonderwijs verwezenlijken
MD 3: Gelijke kansen voor mannen en vrouwen en empowerment van vrouwen bevorderen
MD 4: De kindersterfte verminderen
MD 5: De gezondheid van moeders verbeteren
MD 6: Bestrijding van hiv en aids, malaria en andere ziekten
MD 7: De duurzaamheid van het milieu waarborgen
MD 8: Een wereldwijd partnerschap voor ontwikkeling uitbouwen

In 2002 zijn de Millenniumdoelstellingen herbevestigd op de Internationale Conferentie over de Financiering van de Ontwikkeling in Monterrey in Mexico. Daar stond het globale partnerschap tussen de geïndustrialiseerde en de ontwikkelingslanden (MD 8) centraal en werd de nadruk vooral gelegd op gezamenlijke acties voor armoedebestrijding.

Wie over de jaren heen oog en oor heeft gehad voor de internationale conferenties van de Verenigde Naties, zal al vlug opmerken dat er met de Millenniumdoelstellingen niets nieuws onder de zon is. Over het belang van ongeveer alle doelstellingen werd al eens eerder overeenstemming bereikt, weliswaar zonder ze te realiseren. In 1990 werden in Jomtien doelstellingen vastgelegd voor onderwijs, in 1992 in Rio de Janeiro voor duurzame ontwikkeling, in 1993 in Wenen voor mensenrechten en in 1994 in Caïro voor bevolking en ontwikkeling. In 1995 werd in Kopenhagen een sociale agenda goedgekeurd en in Beijing werd datzelfde jaar de gelijkheid tussen man en vrouw bevestigd. Ten slotte werd in 1999 in Durban overeenstemming bereikt over racismebestrijding.

Ondanks het déjà-vugevoel is de hernieuwde wereldwijde steun en mobilisatie voor een globaal pakket doelstellingen lovenswaardig. Niet onbelangrijk is de opname van een doelstelling die specifiek verwijst naar het wereldwijde partnerschap (MD 8) en die de verantwoordelijkheid voor het bereiken van de doelstellingen niet alleen bij de ontwikkelingslanden zelf legt. Wellicht het meest innoverend is de uitwerking van de grote doelstellingen in een beperkt en beheersbaar aantal in de tijd vastgelegde streefdoelen of streefcijfers en meetbare indicatoren, die gemakkelijk op te volgen zijn. Zoals ook Rudy De Meyer in zijn bijdrage benadrukt, geldt dit jammer genoeg niet voor doelstelling 8, die voor de verschillende streefdoelen geen einddatum vermeldt. Positief is zeker wel dat er ook aandacht is voor de redenen waarom de doelstellingen in het verleden niet zijn bereikt. Dit gebeurt in het zogenaamde Millenniumproject, een grootschalige analyse van de oorzaken voor het slagen of mislukken van de MDs.

Met de opvolging van de realisatie van de doelstellingen lijkt het deze keer wel menens. Organisaties als het Ontwikkelingsprogramma van de VN UNDP, de Wereldbank en de Statistische Dienst van de VN publiceren jaarlijks gegevens over de voortgang voor de verschillende streefdoelen en indicatoren (2). De grafiek hieronder geeft voor een aantal doelstellingen en streefdoelen (targets) een overzicht van het percentage landen dat in 2002 het specifieke streefdoel had bereikt of goed op weg was, het percentage dat achterop hinkte of zelfs een terugval kende en het percentage landen waarvoor geen gegevens beschikbaar was. De tabel aan het einde van deze inleiding geeft een meer gedetailleerd overzicht, met een uitsplitsing over verschillende regio’s.



















Bron: op basis van UNDP, Human Development Report 2002

Het globale beeld dat we krijgen op basis van deze en gelijkaardige gegevens is niet echt rooskleurig. Uit de opvolging van de specifieke vooropgestelde indicatoren om te meten of de doelstellingen en streefdoelen zijn bereikt, blijkt immers dat zonder bijkomende inspanningen in 2015 geen enkele doelstelling volledig bereikt zal zijn. Uiteraard zijn er wel belangrijke verschillen tussen regio’s en doelstellingen. Globaal is het zo dat Afrika ten zuiden van de Sahara, ondanks de sterke vooruitgang inzake onderwijs en toegang tot drinkbaar water, de grootste achterstand heeft voor elk van de doelstellingen. In tegenstelling tot zwart Afrika kenden Zuid- en Oost-Azië (met respectievelijk India en China) wel een scherpe daling van het deel van de bevolking dat in armoede leeft, maar zelfs daar is de voortgang onvoldoende om tegen 2015 de armoede en de honger uit te roeien. Ook deze regio’s hebben nog een zware agenda af te werken, onder meer inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het terugdringen van de moedersterfte.

De Latijns-Amerikaanse landen en de Caraïben scoren enerzijds goed voor het verminderen van de honger en het verbeteren van de onderwijsparticipatie, de gezondheid van kinderen en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar deze regio’s kennen een toenemende ontbossing en ook de sterfte van vrouwen bij de bevalling blijft er extreem hoog (tien maal hoger dan in de geïndustrialiseerde landen). Ten slotte beginnen de armoede en de honger opnieuw te dalen in de landen van het voormalige Oostblok en de Sovjet-Unie, maar toch lag het percentage armen en het deel van de bevolking met onvoldoende voeding in deze regio’s in 2004 nog steeds hoger dan in 1990.

Zoals blijkt uit een aantal bijdragen in dit cahier moeten we dergelijke hitparades met de nodige omzichtigheid interpreteren, zeker wanneer ze dienen als toetssteen bij het uitstippelen van het beleid. En dit is duidelijk niet het enige punt van kritiek. Dit cahier confronteert de lezer met een breed spectrum aan opinies over de Millenniumdoelstellingen. Op de keper beschouwd is er eigenlijk nogal wat overeenstemming over de verdiensten en beperkingen, al ligt de klemtoon in de verschillende bijdragen uiteraard op verschillende zaken. Wat voor sommigen een punt van kritiek in de kantlijn is, vormt voor anderen de basis voor een volledige bijdrage. Dat resulteert uiteindelijk in sterk afwijkende eindbeoordelingen.

Jan Vandemoortele, lid van de Armoedegroep van UNDP, is overwegend positief, maar wijst tegelijk op verschillende beperkingen. Hij belicht verder een aantal factoren die verantwoordelijk zijn voor de trage voortgang op het vlak van verschillende MDs in de jaren 1990. Een van de belangrijkste elementen is de toenemende ongelijkheid tussen rijk en arm binnen landen. Een gemiddeld inkomen kan zelfs bij toenemende ongelijkheid blijven stijgen, maar voor de meeste MDs is er wel degelijk een fysische bovengrens. Eenmaal de behoeften van de hoogste inkomenscategorieën vervuld zijn, kan een verdere stijging van de gemiddelde indicator enkel en alleen nog gerealiseerd worden via een stijging van de indicatoren bij de armere bevolkingslagen. Dit is in het verleden onvoldoende gebeurd en heeft bijgevolg geleid tot een stilstand in de gemiddelde scores.

De bijdrage van Jan Vandemoortele brengt ook een aantal nuances aan die andere auteurs (onder meer Robrecht Renard, Rudy De Meyer en Stef Vandeginste) verder in het cahier uitdiepen. Het gaat meer specifiek over de vraag naar ownership over de Millenniumdoelstellingen, de mate waarin landen of bevolkingsgroepen greep hebben op wat er gebeurt. Vandemoortele benadrukt wel dat het nodig is om rekening te houden met verschillen tussen landen, maar is veeleer sceptisch over het kader van de armoedebestrijding (3), dat er volgens hem te veel van uitgaat dat er een nationaal (en globaal) draagvlak bestaat voor armoedebestrijding en dat herverdelende recepten als een progressieve inkomstenbelasting te veel links laat liggen. Een ander punt dat aan bod komt, is de overeenstemming en wisselwerking tussen de MDs en de mensenrechten.

Stef Vandeginste is het duidelijk eens met de stelling van Jan Vandemoortele dat de Millenniumdoelstellingen niet kunnen gelden als orthodoxe, finale doelstellingen op zich, maar veeleer als een van de stappen naar de eerbiediging van de fundamentele economische en sociale rechten. Hij gaat voor zijn bijdrage uit van de gelijkenissen en verschilpunten tussen de MDs en de mensenrechtendoelstellingen en van de vraag waarom beide (gezien hun gelijkenissen) niet in één tekst zijn opgenomen. Een belangrijke oorzaak is zeker dat aan ‘mensenrechten’ juridische verplichtingen vasthangen in hoofde van regeringen en donoren, wat logischerwijze leidt tot minder collectief enthousiasme dan bij de weliswaar nobele maar toch veel vrijblijvender MDs. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat de ‘mensenrechtengemeenschap’ de Millenniumdoelstellingen veel te soft en zelfs onaanvaardbaar vindt: het denken in termen van gemiddelden en halveringen staat immers haaks op het idee van ‘rechten’ die aan iedereen, zonder onderscheid, toebehoren.

Ondanks de verschillen en de kloof tussen beide benaderingen, blijft een wederzijdse kruisbestuiving interessant en opportuun. Enerzijds zou een mensenrechtenbenadering de vaak bekritiseerde te beperkte aanpak van de MDs kunnen tegengaan en de aandacht verbreden naar de achterliggende factoren (heel vaak schendingen van mensenrechten) die ervoor verantwoordelijk zijn dat het vooropgestelde streefcijfer niet wordt gehaald. Anderzijds kan de meer ‘op bevordering gerichte’ aanpak van de MDs een nuttige aanvulling vormen bij de vooral ‘op bescherming gerichte’ mensenrechtenaanpak.

De bijdragen van Nathalie Holvoet & Samira Wymeersch en van Bart Bode gaan nader in op de wijze waarop de transversale thema’s gender en duurzame ontwikkeling worden vertaald in de Millenniumdoelstellingen. Lovenswaardig is dat aan beide thema’s een specifieke doelstelling wordt gewijd, respectievelijk MD 3 en 7, al is er scherpe kritiek op de vereenvoudigende manier waarop deze algemene doelstellingen vertaald worden in streefdoelen en indicatoren. Vooral gebrekkig (zeg maar ‘afwezig’) is de integratie of mainstreaming van beide transversale thema’s in de andere MDs. Terwijl de conferenties van Beijing en Rio heel sterk het principe van de integratie van respectievelijk gender en milieu benadrukten als noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van om het even welke ontwikkelingsdoelstelling, lijkt dit bij de opmaak van de MDs gewoon vergeten. Voor duurzame ontwikkeling is het een en ander intussen gecorrigeerd op de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling van Johannesburg van 2002, al blijven de MDs het kader bij uitstek en worden de aanvullingen van Johannesburg al eens over het hoofd gezien.

De wijze waarop doelstellingen vertaald worden in streefdoelen/streefcijfers en indicatoren is overigens een algemeen punt van kritiek dat in verschillende bijdragen aan bod komt. Lut Joris bijvoorbeeld wijst op de gebrekkige aandacht voor het bevorderen van de seksuele en reproductieve gezondheid. Als dit al geen doelstelling op zich zou moeten zijn, zou je toch minstens verwachten dat er bij verscheidene doelstellingen (onder meer MD 3, 5 en 6) streefcijfers zouden staan inzake het bevorderen van de seksuele en reproductieve gezondheid. Zoals vroeger onderkend tijdens de conferentie van Caïro, vormen seksuele en reproductieve rechten evident een voorwaarde om verschillende van de andere doelstellingen te verwezenlijken.
Rudy De Meyer beschrijft in zijn bijdrage dat een gelijkaardige redenering ook opgaat voor het thema arbeid. Dit onderwerp verdient een doelstelling op zich of zou anders minstens moeten voorkomen in verscheidene streefdoelen. Werkloosheid is een van de onderliggende factoren die de realisatie van de ontwikkelingsdoelstellingen vertraagt of blokkeert en daarom zou je verwachten dat arbeid en tewerkstelling toch zeker aan bod komen bij de vertaling van de verschillende doelstellingen in streefdoelen.

Het is evenmin gemakkelijk om doelstellingen te vertalen in termen van universeel geldende indicatoren. Wat bijvoorbeeld in de ene cultuur of regio als mogelijke invulling geldt voor vage en complexe begrippen als ‘armoede’ of ‘gelijkheid tussen man en vrouw’, heeft niet noodzakelijk dezelfde betekenis in een andere context. Ronduit gevaarlijk wordt het wanneer men na een tijdje vergeet dat de streefdoelen en indicatoren eigenlijk maar een mogelijke invulling zijn van een doelstelling en dat de beoordeling van de voortgang van een doelstelling grondig kan verschillen afhankelijk van die specifieke invulling. Dit is bijvoorbeeld heel concreet het geval voor MD 3. Indien gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt beoordeeld in termen van het streefdoel van gelijke participatie aan onderwijs, is MD 3 de doelstelling die er het beste voor staat. Maar de realiteit oogt ronduit penibel als je kijkt naar de indicatoren van politieke en arbeidsmarktparticipatie. Het kan erg nefast zijn om vervolgens ook nog eens het beleid volledig af te stemmen op de gekozen streefdoelen. De bijdrage van Bart Bode toont bijvoorbeeld heel specifiek aan wat het betekent als je ‘het percentage bossen’ hanteert als toetssteen voor duurzame ontwikkeling.

Robrecht Renard staat uitgebreid stil bij de verrassende wendingen waartoe een ontwikkelingsbeleid zou kunnen leiden dat de MDs als strak richtsnoer gebruikt. Hij gaat meer specifiek na of de wijze waarop de donorbeloften deze keer zijn geformuleerd de kwaliteit van de hulp ten goede zal komen. Het is ontluisterend dat de beloften in termen van de MDs eigenlijk een vroeger gemaakte belofte in hoofde van de donoren (namelijk de 0,7 procent van het Bruto Nationaal Inkomen voor ontwikkelingshulp) afzwakt. De MDs blijken immers realiseerbaar met minder dan 0,7 procent van het globale BNI van de donoren. Natuurlijk is het wel zo dat de donoren zich nu verbinden tot resultaten, terwijl ze het vroeger enkel hadden over de omvang van de middelen die ze zouden inbrengen. Deze verschuiving plaatst meteen ook begrippen als ‘partnerschap’ en ‘gedeelde verantwoordelijkheid’ centraal.

Tegen een resultaatgerichte aanpak is op zich niets in te brengen, maar wanneer die op kortzichtige manier wordt toegepast, kan hij wel tot verrassende resultaten leiden. Een donor die op basis van de bijdrage aan de realisatie van de MDs rekenschap moet afleggen aan de eigen burgers, kan heel snel in de verleiding komen om de inspanningen vooral te richten op landen waar de kans op succes het grootst is, met name landen met een sterker beleid en meer institutionele capaciteit. Dat zijn meestal niet de landen waar de noden het grootst zijn. Tegelijk bestaat de neiging om de hulp te richten op sectoren en activiteiten waarvoor de band met de MDs het best aantoonbaar is, zeg maar de directe voorziening van onderwijs en gezondheidszorg, ten koste van investeringen in de institutionele capaciteit van een land, waarvoor de band met de MDs veel minder duidelijk is. Het zou bijzonder nefast zijn de Millenniumdoelstellingen op deze kortzichtige wijze als catechismus te hanteren. Recent onderzoek naar de effectiviteit van hulp geeft donoren trouwens precies de omgekeerde boodschap, namelijk om zich te concentreren op capaciteitsopbouw en om de concrete dienstverlening af te bouwen en over te laten aan de nationale overheid zelf (4).

Dit is heel nauw verweven met een van de andere pijnpunten die bij R. Renard aan bod komen, namelijk de vraag over ‘wiens doelstellingen’ het uiteindelijk gaat. Er blijkt inderdaad vaak weinig aansluiting te bestaan tussen de MDs en de doelstellingen en indicatoren die vervat zijn in de armoedebestrijdingsprogramma’s die de landen zelf hebben gedefinieerd in hun strategienota voor armoedebestrijding. Enerzijds worden ontwikkelingslanden er momenteel toe aangezet om zelf, op basis van overleg met onder meer de eigen civiele samenleving, hun ontwikkelingsdoelstellingen vast te leggen, die te vertalen in concreet beleid en budgetten en indicatoren te bepalen waarmee het mogelijk is de toepassing van het beleid op te volgen. Anderzijds wordt ook verwacht dat zij hun beleid richten op de internationaal afgesproken MDs en dat ze het lijstje van MD-indicatoren volgen. In de praktijk blijkt het een illusie dat beide groepen van indicatoren elkaar perfect overlappen. Er bestaan duidelijk verschillende opinies over welk lijstje de voorrang verdient en die verschillen komen ook tot uiting in dit cahier (onder meer in de bijdrage van Jan Vandemoortele).

(hier een stuk over de internationale NGO-campagne en het artikel van Rudy)

De betekenis van de Millenniumdoelstellingen voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking komt uitgebreid aan bod in het artikel van Kris Panneels. Hij wijst op de gelijkenissen tussen de MDs en de Belgische Wet op de Internationale Samenwerking, waardoor België automatisch de MDs kan gebruiken als leidraad en toetssteen, zonder daarvoor een heroriëntering te moeten doorvoeren. Uiteraard zijn er accentverschillen. België heeft over de jaren heen bijvoorbeeld veel aandacht ontwikkeld voor de mensenrechtenbenadering. Conflictpreventie en maatschappijopbouw zijn een belangrijk sectoraal aandachtspunt (5) en duurzame ontwikkeling en gender zijn wel degelijk expliciet ingeschreven als transversale thema’s in de Belgische wet. Ondanks deze accentverschillen en de beperkingen van de Millenniumdoelstellingen ziet de auteur de MDs als een mooie consensus tussen verschillende groepen en actoren die in het verleden vaak diametraal tegenover elkaar stonden en als een solide basis voor partnerschap tussen Noord en Zuid. De lezer krijgt ook informatie over de manier waarop de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in de praktijk de MDs en de campagne ter zake ondersteunt.

Heet van de naald ten slotte is het rapport Sachs dat in januari 2005 werd gepubliceerd (6). Het lijvige document vat de bevindingen samen van het Millenniumproject, een grootschalig initiatief dat onderzoekers uit verschillende disciplines en landen samenbrengt om de achterliggende oorzaken voor de geboekte successen en vooral de vele mislukkingen te achterhalen. Het volstaat inderdaad niet om te weten of een doelstelling al dan niet bereikt zal worden, veel relevanter is het om inzicht te krijgen in mogelijke beïnvloedende factoren. Thema’s die aan bod komen in het rapport zijn onder meer de band tussen investeringen, groei en armoede, de rol van behoorlijk bestuur en conflictpreventie, van de particuliere sector en de overheid bij het bereiken van de MDs en een identificatie van speciale noden en omstandigheden per regio. Het rapport doet ook specifieke voorstellen voor de toekomst en identificeert onder meer investeringsprioriteiten in verschillende regio’s, naast mogelijkheden voor een beter beleid via onder andere een versterking van de particuliere en de overheidssector en acties die moeten zorgen voor een efficiëntere internationale ondersteuning van de Millenniumdoelstellingen.

In zijn bijdrage vat Rudy De Meyer de voorstellen voor de toekomst samen onder de noemer ‘Millennium Plus’. Op het lijstje van wenselijke aanpassingen staan onder meer de opname van vergeten thema’s als arbeid; een meer zorgvuldige operationalisering van vage doelstellingen als ‘gelijkheid tussen man en vrouw’; het vastleggen van concrete tijdslimieten voor de verschillende streefdoelen die vooral de donoren verbinden (binnen MD 8); meer aandacht voor de structurele oorzaken van armoede die ook vertaald worden in bijpassende doelstellingen of minstens streefdoelen (rechtvaardiger handel, bindende regelgeving voor multinationals).

Het aftellen naar 2015 voor het verwezenlijken van de Millenniumdoelstellingen is al een tijdje begonnen. De lezer kan zich op basis van het brede spectrum aan opinies in dit cahier aansluiten bij de vurige voorstanders, de koele minnaars of de kritische middenmoot.





Millenniumdoelstellingen – stand van zaken in 2002 (totaal en uitsplitsing naar grootste regio’s)
Aantal landen
Indicator bereikt Op schema Achterop Ver achterop Terugval Geen gegevens
DOELSTELLING 1: DE GROOTSTE ARMOEDE EN HONGER UITBANNEN
Streefdoel 2: Het percentage van mensen die honger lijden met de helft verminderen tegen 2015
Afrika ten zuiden v.d. Sahara 2 14 2 11 6 9
Arabische landen 1 5 0 1 0 10
Oost-Azië en Stille Zuidzee 0 6 0 3 1 9
Zuid-Azië 0 3 0 3 0 2
Latijns-Amerika en Caraïben 3 10 2 5 3 10
Centraal- en Oost- Europa en CIS 0 11 0 0 1 13
Totaal 6 51 4 24 15 68
DOELSTELLING 2: BASISONDERWIJS TOEGANKELIJK MAKEN VOOR IEDEREEN
Streefdoel 3: ervoor zorgen dat alle jongens en meisjes de lagere school volledig doorlopen tegen 2015
Afrika ten zuiden v.d. Sahara 0 7 0 9 5 23
Arabische landen 1 6 0 4 0 6
Oost-Azië en Stille Zuidzee 3 7 0 0 0 9
Zuid-Azië 0 0 0 0 1 7
Latijns-Amerika 2 11 0 2 1 17
Centraal- en Oost-Europa en CIS 1 11 0 0 1 12
Totaal 8 43 0 15 9 93
DOELSTELLING 3: GELIJKE BEHANDELING VAN MANNEN EN VROUWEN BEVORDEREN
Streefdoel 4: ongelijkheid tussen jongens en meisjes wegwerken in het lager onderwijs, liefst tegen 2005, zeker tegen 2015
Afrika ten zuiden v.d. Sahara 5 15 0 8 1 15
Arabische landen 1 12 0 1 0 3
Oost-Azië en Stille Zuidzee 5 7 0 1 0 6
Zuid-Azië 0 5 0 0 0 3
Latijns-Amerika 3 13 0 1 0 16
Centraal- en Oost-Europa en CIS 4 16 0 0 0 5
Totaal 20 70 0 13 1 64

Aantal landen
Indicator
bereikt Op schema Achterop Ver achterop Terugval Geen data
DOELSTELLING 4: KINDERSTERFTE TERUGDRINGEN
Streefdoel 5: het sterftecijfer bij kinderen onder de vijf jaar met twee derde reduceren tegen 2015
Afrika ten zuiden v.d. Sahara 0 7 3 24 10 0
Arabische landen 0 11 1 4 1 0
Oost-Azië en Stille Zuidzee 0 13 1 3 1 1
Zuid-Azië 0 6 1 1 0 0
Latijns-Amerika en Caraïben 0 25 0 8 0 0
Centraal- en Oost-Europa en CIS 0 10 0 13 2 0
Totaal 0 85 7 59 15 2
DOELSTELLING 7: ACTIEF WERKEN AAN EEN DUURZAAM MILIEU
Streefdoel 10: het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater met de helft terugdringen tegen 2015
Afrika ten zuiden v.d. Sahara 2 8 4 9 0 21
Arabische landen 2 6 0 3 0 6
Oost-Azië en Stille Zuidzee 1 5 1 4 0 8
Zuid-Azië 4 3 0 0 0 1
Latijns-Amerika en de Caraïben 2 20 1 2 0 8
Centraal- en Oost-Europa en CIS 5 3 0 0 0 17
Totaal 23 45 7 18 0 75
Bron: UNDP, Human Development Report 2002

Bronnen en voetnoten (T4)

(1) De termen goals en targets wordt niet altijd op dezelfde manier vertaald: sommigen (ondermeer DGOS) gebruiken respectievelijk ‘doelstellingen’ en ‘streefdoelen’ of ‘streefcijfers’; anderen (zoals 11.11.11) gebruiken ‘doelen’ en ‘doelstellingen’. In dit cahier houden we ons aan de eerste vertaling.
(2) Zie http://www.undp.org/mdg/trackingprogress.html voor de verschillende databanken
(3) Over de PRS of strategie voor armoedebestrijding, zie het MO*noordzuidCahier van september 2004 (De vos preekt de passie)
(4) Zie o.m. FUKUYAMA F., State-Building: Governance and World Order in the 21st Century, University Press, 2004
(5) Hoewel conflictpreventie als dusdanig niet in de MDs is opgenomen, besteedt het rapport van het Millenniumproject wel uitgebreid aandacht aan de relatie tussen armoede en conflict en oorlog
(6) Investing in Development. A practical plan to achieve the MDGs is te consulteren op http://unmp.forumone.com

Nathalie Holvoet is econome en als docente verbonden aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en -beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen en aan de interuniversitaire opleiding Vrouwenstudies. Haar expertise situeert zich op het vlak van impactevaluatie en de macro- en micro-economische dimensies van de gender- en ontwikkelingsthematiek, met specifieke aandacht voor onderzoek naar intrahuishoudelijke allocatie en gendergevoelig budgetteren.
nathalie.holvoet@ua.ac.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.